Wandelend door de glooiende heuvels van Galilea vol bloemenpracht, of zwemmend in het koele bladgladde meer van Kapernaum, is het goed om op ‘Jom hasjoa’ letterlijk stilgezet te worden bij de miljoenen slachtoffers van de Holocaust.

Dan dringt tot je door – de sirene loeit, de vrachtwagenchauffeur klimt uit de cabine en gaat naast zijn wagen staan, een ouder echtpaar houdt op de stoep de pas in – hoe vreselijk het is als je, alleen omdat je deel uit maakt van een bepaald volk, uitgeroeid kunt worden.

Dan dringt tot je door dat dit Joodse volk al eeuwenlang een aangevochten bestaan kent – mag je het hen kwalijk nemen dat ze nu met hand en tand hun eigen land verdedigen? Dan dringt tot je door dat het geen wonder is dat Joden vaak zo stekelig reageren – want leer hen mensen kennen, laat staan vertrouwen…

En daar sta je als christen tussen. Zijn wij, die een Jood als Heer volgen omdat we Hem herkennen als de Zoon van God en de ware Messias die de Schriften heeft vervuld, zijn wij niet toch veel te weinig navolgers geweest van zijn nederigheid en zachtmoedigheid?

En hebben we niet toch veel te veel vergeten dat wij als wilde loten zijn geënt op de edele olijf, en dat niet wij de wortels dragen, maar omgekeerd de wortels ons?

Mijmerend in de felle zon vraag je je af, hoe we als christenen, na zoveel eeuwen het Joodse volk te hebben gestigmatiseerd, uitgesloten, vervolgd en zelfs vernietigd, hoe we door die sabra, die cactusvrucht waarmee de Israeli vergeleken wordt, heen kunnen breken? Door die harde stekelige stugge buitenkant, om die zachte binnenkant te bereiken, en het vertrouwen te winnen?

Hoe kan het toch dat het in tweeduizend jaar christendom niet is gelukt het Joodse volk – op uitzonderingen na – tot jaloersheid te wekken? Hoe komt het toch dat we hen juist in tegendeel vaak zo ver van ons afgestoten hebben?

Terwijl zij ons (of wij hen?) zo nabij staan: we kennen dezelfde JHWH, dezelfde Tenach (ons Oude Testament), dezelfde verbonden, dezelfde beloften… (naar Romeinen 9:5)

Terwijl het toch onze oudste broer is… (naar Lucas 15:25v)

Hoeveel pijn doet het mij, dat juist mijn broer nog voorbijgaat aan Jezus Messias?

En wat doe ik daar dan aan? (Romeinen 9:2,3)

Bid om de vrede voor Jeruzalem.

Jan Haveman

(opgenomen als themacolumn in OnderWeg #10 kerk en Joodse volk, 13 mei 2017)